I
JOODSCHt KIÉONICK
1 MAART 1912-1* ADOR
Xn de tweede plaat» dat Kót de verschijnselen en gebeurtenissen, die daar in den groeten kring der landen zich aan het Jöodeche oog voordoen, van Joodseh standpunt uit beschouwen on op hun juiste waarde schatte! Het neme den eeuwigen maatstaf des Jodendom#, en legge dien aaii alles, wat het ziet gebéuren, aan. Het leer© en onderwijze hoe de dingen te beschouwen, met welk oog de verschijnselen in den grpotën kring der maatschappij en in dien anderen
groeten
kring 4 ,
dien der moeten aangezien worden. Het
spreke uit, onbevooroordeeld, objectief, zonder persoonlijke conside- ratieën, liet oordeel van het standpunt des Jodendoms, zonder links Of «rechts te zien,Alleen naarst woord» des Jodendoms én zijnjiistorio, naar de daad zijner practiselie vervulling^ ^
• Xn de derde plaats, dat het arbeidt tot Joodseheh geest, tot ver* sterking van het Joodseh© plichtsbesef'; dat het den menechen kete het Jodendom op juiste wijze te «beschouwen en dé pogingen tot afbraken ervan tot bun wérkelijke waarde on afmetingen terug te brengen ; zaden «uitstroóie in .Je gemoederen der lezers, die, daar in den bodem ontkiemd, vruchten vóórtbrengen in echt, bewust Joodseh leven. V ' ; " ■ * . l'
Xn de vierde plaats, dat het een blad zij 'voor (tUen. We bcdcelen , hiermede niet, dat iedereen, van welke richting of denkwijze hij óf zij ook zij r ..ziju denkbeelden er terug en gepropageerd, moét vinden. d Dan ware^zulk een blad een bónte staalkaart van alle meehingen, "'en daardoor'een kleurlooze tóassa; Maar we -bedoelen iets anders, t Ieder moet ons blad kunnen lezen, omdat bet jegens ieder billijk en rechtvaardig is en in aller gevoelen bet goede zoekt* leder moet er ^ — onder redactioneel voorbehoud en zoo ‘noodig mét oen redactioneel nootje 0 **— bet zijne ktmn^Tt zeggen, opdat" er een plaats zij, waar ze elkander ontmoeten. En uit de botsingen der in eerlijke trouw uitge- . sproken meeuingen ontspringt de waarheid?
In de Vijfde plaats, "Wit bet een blad -is, waar de lezer, die niet » steeds of liever: baast nooit den»tijd beiit zich mét de resultaten der . grooto wetenschap bezig te houden, daar mededeeling ontvangt'van wat er dodr de mannen en mannetjes der wetenschap gezocht, gepeinsd, gevonden, verworpen, gezegd en gezwegen wordt. Het Jodendom neemt met belangstelling deel aan het werken der wetenschap. ^ . Vïs geen angstig ziek voor baar licht verbergend, liaar stralen schuwend domper-wezen.* Integendeel! liét wil alle wetenschap bevorderd zien cu honger gestegen, omdat, het terrein der Goddelijke waarheid door echte wetenschap al grooter en grooter wordt. Wanneer er nieuwe veroveringen zijnof ook wel een aanval af geslagen is in dien strijd, die er op wetenschappelijk gebied gestreden wordt en liet Jodendom wordt er even door kangeraakt — dan brenge ’u goed Joodseh blad zijn lezers daar bericht van, opdat bun Joodseh leven daar zijn nut vaniiebbc. *. " ' ,
Mn dan iiatuurlijk%/ooé?sc/ic wetenschap, — — 4 behoeft geen be
nuchter do gebeurlz&ueen mWedeelendj, ma&r ook zéggend Joodseh gezichtspunt uit, of zo juist of niet juist ons voorkeien. do\ geschiedenis beschrijvend tot letmg en Wring van‘tójdmdót
,f / : ■ * . . », ; ' iy, «f! j|
Verslagen van . belangrijk» berichten uit‘3«lé$^«riV
schillend»'/ pftflp I persluchten van do '' hnWn]imdÈ3stk]liitej:.> die —* meerendeoïs -— buiten het bereik onzer lezers liggen; mededee» lingen Van fgiten op sociaal gebied, ‘die ’t Jodendom rak«; medede* .lingen'van wat ©r op wetenschappelijk terrein, 't Jodendom rakend, plaats, vindtf'm Joodseh© Ki^der-couraut enz,
Ep wie ons hierbij helpen! 1 »
Onze y medewerkers zijn vele. We ontvingen zeer .vele tpeaaggia- gen uit .binnen-en huitenlaasd van medewerkers, die, haar gsfctriga- nis vait wat ze reed» leverden, de kracht, die we van ons blad hopen •' tp zien uitgaan, zullen versterken. Maar onze medewerkers zijn nog meerderen. Zij allen, die voor on» Jodendom hebben gearbeid, al dia groot© mannen in onz© geschiedenis en litteratuur — die Werken mede aan het goede, dat on» blad kah stichten. .
En dan- tén slotte vooral Hij,’ Die medewerkt overal,; waar iate goeds gepoogd wobdt, overal waar gewerkt wordt, om iets voor het Jodendom tót stand te brengen, de Medewerker van aj, wat is
't *jntf>
Zoo beginnen we dit pogen; met de woordèn waarmee de Joodedbe XCronijken-schrijver eindigt, , vangen we, Kroniek-voortaettend, on^sn arbeid aan: . * - %
God zij met hem ©n hij ga opwaart» Vl IDJM'pbS'.Ti-' ’ '
ZïïXÏIÜ,,*
Poerfem.
'■ „ i ■ \\ -■ m » »
‘ Als de verschillende teekenen zichtbaar worden van dé naderende lente, de dagen ' r ÈBfr reeds wat meer en de avonden wat minder tjjd ehenkew, als de wSÊ reeds hier en daar een korte poos hare warokt»
doet gevoelen
Israël zich voor om in Joum-touvvretigd©
toog, ten minste geen breedvoerig betoog, dat zij' oen hoog belang drukking, is voor een Joodseh blad en dat Wij derhalve haar onze aandacht cn I Almeester een groot© plaats in ons blad zullen geven. Grondslag van alle Jood» selic leven en werken moet Joodseh weten zijn. Waar dat niet is, missen ze hun tóndaiueni en zakken ze ineen. He praktijk in onze J oi dselie gcstdiit dein > heeft — winneer *t ook niet eenvoudig logisch op den eersten blik t© begrijpen ware het honderde malen getoond. Eu dat wij onder deze rubriek ook rekenen mededeeling van leven en werken van de groote mannen, die liet Jodendom gehad heeft», spreekt» vanzelf. * / » • ■ '* “ 2
JDlt zijn zoo/ ongeveer do versehiUewde verschijningen, die naar voren treden, als w© mis arbeidsveld zoo even vluchtig overzien; in groot»! lijhei^ asingegeven. En op dit arbeidsveld kan nog wel gearbeid worden.
Een ^Joodseh© Kroniek" * willen we zijn. Naar het voorbeeld van de «einder van het boek der Joodseh© Kronijkcn, di© wel de geschiedenis van zijn volk en koningen verhaalt, maar zich niet tot nuchtere hktoriograplne beperkt. Die ook van zijn Joodseh gezichtspunt uit de levens der’menssehen — der koningen nog wel —‘beoordeelt en met warip-voeleud hart de geschiedenis van zijn stam mededeelt; ter lezing en leering van tijdgenoot cn nageslacht. Zoo worde onze »,«Jopdaeh© Kroniek’‘ ook ©en boek van hiétori», niet enkel
zijn Pesach-feest te vieren.
Overal in ’t rond» ontwaakt alles. He stem der vogelen begint t» weerkliuken, de aanblik der velden begint levendige*,*te worden, het groen herneemt zijn plaats in de natuur, de atmosfeer geeft den mensoh een gevoel van opgewektheid, van nieuwe kracht, van jonge warmte, van frissehe bewegingslost, en alles is loven en opbloei...!
Han ziet Israël in ’t, ronde en noemt jhejt jonge leven waar en gaat in zijn woningen en viert zyn feest vkn eigen volkslente, van éigen ontwaken uit den slavernijslaap, van eigen opbbeien en op- leven uit de verw^ktheid en doodschheid <ler Egyptische onder* Eu het herinnert zich hoe het bevrijd is door dep en waartoe het bevrjjd Almeester te zijn on het juicht en volkslevens weg J,
Temidden van- het ontwaken van dië lente in de natuur en van het intrekken der léntegedachten in Israëls hart komt daar een dag van andere herinneringen dan lénteglans en voorjaarsatmosfeer I Een dog van herinneringen aan sombere dagen van verterende engst ( Moor dan ook van plotselitigen ommekeer en redding uit den nöod l Iloe komen mis daar de Joodsche gedachten overstelpen .van alle zijden uit al die herinneringen, die die Poeriemdag midded in die voorbereiding voor Pesach ons komt brengen. *
Laat ons êéué daaruit nemen, die ‘het woord onzer wijzen op d» hun Eigenaardige inanier ons in Midrasj hebben vastgèlegd.
het bevrijd is
is — om dienaar van dién
•*
ziugt en trekt verder op s|n
„Ken‘man, een «Tudeër woonde in de hoofdstadSjoe^jan..
♦»
(Kst. 2; 5). Waarom wordt hy .een Judeër, een afstammeling van Juda genoemd? Hjj was toch immers uit den stam Beniamin? Maat omdat hy voor liet oog all*r menschen de erkenning God» alt dett Een ige beleed. Hit ligt in de woorden (E»t* 3:2) „hjj wild» nisA knielen, zelfs niet buigen,”
Was' hy dan een rebel> »en, dib
\